Mijn achternaam is Azad. In het Farsi betekent dat ‘vrij’. De afgelopen weken denk ik veel na over wat dat woord eigenlijk betekent – zeker nu, terwijl de situatie in Iran opnieuw laat zien hoe kwetsbaar vrijheid is. Al mijn hele leven weet ik niet hoe een vrij Iran eruitziet, los van de verhalen van mijn ouders. Azad is de achternaam die mijn vader droeg, en die mij altijd aan hem blijft herinneren. Hij heeft zijn hele leven gestreden voor de vrijheid van de mensen in Iran. Omdat zijn vrijheid, en die van mijn moeder, was afgenomen door het regime. Zo ontstond er een onblusbare vlam in hem. Zijn dood, tien jaar geleden, was een wake-upcall voor mij. Sindsdien voel ik dat ik iets moet doen met de vrijheid die ik wél heb. En zo werd ‘vrijheid’ een centraal thema in mijn leven. Alles wat ik doe, is een viering van mijn naam. Ik bén vrij.
Vrijheid
Het is een krachtig woord, en tegelijkertijd een confronterend idee. Want hoe draag je een naam als ‘vrij’ als vrijheid zelden vanzelfsprekend is? Ik bén vrij, maar juist dat maakt het ingewikkeld. Omdat ik vrij kán leven, terwijl anderen – mensen zoals ik, met dezelfde taal, dezelfde dromen – die ruimte niet krijgen. En dat besef laat me nooit helemaal los.
Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief.
Ik ben er de laatste dagen elke minuut mee bezig. Niet alleen om wat er nu gebeurt in Iran, maar om alles sinds de revolutie. De revolutie in Iran in 1979 was een grote verandering waarbij de koning (sjah) werd weggestuurd. Daarna kwam er een nieuwe regering met strenge islamitische regels, geleid door een religieuze leider, ayatollah Khomeini: het regime.
Mijn ouders vertelden mij hoe geweldig het leven ooit was: de vooruitstrevende visie, de universiteiten waar ze jarenlang hebben gewerkt aan hun toekomst die binnen een dag weg was, de rijke cultuur en de warmte die door ons bloed stroomt. Die is er nog steeds, maar nu onder een regime dat de mensen van Iran onder druk houdt terwijl iedereen snakt naar vrijheid.
Gisele Azad over de situatie in Iran
Ik ben sinds we gevlucht zijn nooit terug geweest. Elk jaar vraagt m’n moeder aan me: “Wanneer ga je terug naar de stad en het land waar je geboren bent?” De eerste paar jaren zei ik nog: “Wanneer het weer vrij en veilig is.” Maar de afgelopen jaren durf ik dat niet eens meer te zeggen. Diep van binnen hoop ik het wel. Mijn identiteit en mijn roots liggen daar, en zonder terug te gaan voelt het alsof ik een groot deel van mezelf mis.
Ook app ik de laatste tijd veel met mijn Iraanse vriendin Hedi. Zij is op vakantie, ik ben in Kopenhagen voor Design Week. We bevinden ons in een fase van ons leven waarin we onze dromen najagen – vol beweging, vol leven. En toch voelt het alsof de tijd voor ons allebei soms stilstaat; alsof we op twee plekken tegelijkertijd leven: hier, in onze vrijheid, en daar, waar de grond onder onze voeten ooit lag. We praten over onze families, over hoe het met iedereen gaat, en over het gevoel van machteloosheid, van afstand, van verdriet dat niet nieuw is, maar wel weer pijnlijk dichtbij komt.