stijn-de-vries-up-close-waarom-ben-ik-zon-sukkel-in-de-liefde-344535
©Stijn de Vries

 Stijn de Vries (26) is presentator, fotograaf en schrijver. Ook is hij modejournalist voor Vogue Man en was hij De Mol in ‘Wie is de Mol?’ dit jaar. In zijn columnreeks ‘Up Close’ op Vogue.nl geeft hij elke maand een persoonlijk inkijkje in zijn leven. Deze keer vertelt Stijn de Vries dat hij een sukkel in de liefde is. “Waarom zou je een relatie willen met iemand waar je niets voor voelt?”

Stijn de Vries over de liefde 

Een sukkel in de liefde. Ik ben het altijd al geweest. Mijn eerste vriendinnetje vroeg ik verkering via MSN. In het echt vragen? Ben je gek. Dat was te spannend. Drie weken later maakte ik het uit. Net nadat ik haar op het schoolplein zag. We hebben niet eens geknuffeld. Alleen gechat. Ik zei dat ik het niet helemaal voelde. En als elfjarige wist ik dat zoiets noodzakelijk zou zijn. Waarom zou je een relatie willen met iemand waar je niets voor voelt?

Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief.

Dan was er het meisje dat ik zoende toen ik vijftien was. Het was mijn eerste zoen, ergens op een boulevard in Spanje. De eerste seconden had ik mijn ogen nog wijd open – je kunt je er wat bij voorstellen. Mijn tong draaide overuren. Lekker vond ik het niet. Zij vast evenmin. Ze was de mooiste van de groep. Dat zag ik heus wel, ondanks mijn homoseksualiteit. Ik wist dat ze me leuk vond: ze was de perfecte dekmantel. Even was er geen twijfel op school over wie ik was.

Jaren zonder actie volgden. Tot ik in Utrecht ging studeren, uit de kast kwam en het aandurfde om met een jongen te daten. Ik was negentien. Ik nam de trein naar Rotterdam. Hij wachtte in de stationshal. Ik dronk cocktails om mijn zenuwen te kalmeren. We zoenden. Hij was enthousiast. Een beetje té. Toch voelde ik iets. Een soort elektriciteit in mijn buik – voor het eerst. Jongens. Dát was het. Ik wist het honderd procent zeker. Kort daarna doofde ons contact uit.

Zwemmen in het IJ

Na de meest seksloze studententijd in mensenheugenis verhuisde ik naar Amsterdam. Het duurde even voordat ik er mijn draai vond. Ik was nog stilletjes, naïef. Ik zoende weleens met jongens op feestjes. Had een date met een gast die wat extra scharrels achter de hand had. Iets waar ik pas jaren later achter kwam, toen ik met een andere scharrel over hem sprak. Maanden later ontmoette ik iemand via een datingapp. We besloten in de nazomerzon te borrelen, en na sluitingstijd dat we elkaar opnieuw moesten zien. De week erna aten we Thais en dronken bier aan de gracht. We gingen naar een concert en zwommen in het IJ om af te koelen, waar we zoenden in de septembernacht. Hij wilde wachten met seks – het trok me alleen maar meer tot hem aan. Na de derde date kapte hij het af. Hij voelde het niet. Seks kwam er niet. De vlinders die ik die derde keer al voor hem voelde, stierven langzamer dan ik had gewild.

New York

Een jaar later. New York. Mijn favoriete plek. Ik ging er met vrienden heen op vakantie, dwaalde door een benauwd Manhattan. Had een diner met loaded fries aan het water, dronk op torenhoge dakterrassen en bekeek kunst. Ik ontmoette er een jongen. Hij wilde afspreken in een gaybar in Hell’s Kitchen. We dansten, praatten, lachten. Die avond verloor ik mijn maagdelijkheid op zijn bed, in het rode schemerlicht van auto’s die ver beneden ons voorbijraasden. Ik gaf eerlijk toe dat het mijn eerste keer was. Hij zei, allerliefst: “Let’s make it a great first time, then.”

Ik was net 25. Spijt dat ik tot die leeftijd had gewacht, had ik niet. Het was perfect. Het klopte. Ik kende mezelf. Mijn lichaam. Ik wist wat ik wilde. Twee dagen later spraken we af voor koffie met koek; de middag eindigde met een kus. De dag daarna reisde ik terug naar Amsterdam. Nog maanden hadden we contact. Toch bleek de afstand te groot. Ergens wist ik het al, op het moment dat ik terugvloog.

‘Liefde komt als je het niet zoekt’

Er was een corpslid. Een van de mooiste jongens die ik ooit heb gezien. We dronken wijn, zoenden, praatten over de homofobie binnen zijn dispuut. Misschien was het zijn grote smoel. Zijn je ne sais quoi. Zijn doen alsof het leven hem niet boeide. Maar hij intrigeerde me, in al zijn doen alsof. Hij was niet volledig zichzelf. Stiekem was-ie zachter dan hij ooit zou durven toegeven. Ik begon het te zien. Toen werd ik geghost.

En dan de jongen die perfect leek. Mijn type in het kwadraat. Lang. Lief. Sociaal. Zorgzaam en grappig. Het soort dat mijn gitzwarte humor kon waarderen. Onbeschaamd zichzelf. Slim en ad rem. Ik ontmoette hem op een moment dat ik allesbehalve behoefte had aan daten. Toch begonnen we af te spreken. Want liefde komt als je niet zoekt, werd me verteld. De kans op zoiets – op iets dat ik nog nooit gevoeld had – wilde ik niet mislopen. Onze ontmoeting was op een verwarmd terras. De date erna: wijn. En pasta. Een week later: een gedeelde afspeellijst op Spotify. Een tour door zijn studio. Knuffels. Kriebels op mijn rug. Seks. Videobellen. Goede gesprekken. En twijfels – iedere dag.

Stijn de Vries over de liefde

Het lag aan mezelf, dacht ik. Ik was gewoon wat overspannen. Daarom kon ik geen liefde toelaten. Daarom voelde ik geen vlinders, geen elektriciteit. Dus bleef ik hem zien. Wekenlang. Dat gevoel zou wel komen. Tot ik wist: hij is het misschien gewoon niet. Ook al voldoet hij aan alles en voelde ik me senang bij hem. Ook al is hij allerliefst. En heeft hij geen dubbele agenda. Ik belde hem om het slechte nieuws te delen. Ik vertelde dat ik had gehoopt iets te voelen, maar ik voelde niets. Waarom zou ik een relatie aangaan als ik niets voel? Dat heb ik altijd al geweten. Hij zei: “Ik begrijp het, ook al vind ik het kut.” Waren gevoelens maar te forceren, zei ik. We huilden. Spraken af om geen vreemden van elkaar te worden. We hingen tegelijkertijd op. En dat was dat.

Die avond stapte ik onder de douche. Ik nam plaats op de tegels, druppels kletterden tegen mijn rug. Mijn tranen versmolten met het water. Ik vroeg het hardop, hardop aan het niets: Waarom ben ik zo’n sukkel in de liefde? Een antwoord heb ik niet.