Op papier leek ik altijd sociaal: ik ging veel uit, maakte makkelijk praatjes en zat zelden alleen thuis. Maar vanbinnen voelde het anders. Sociale angst* was iets waar ik stilletjes mee worstelde, zelfs als niemand het doorhad. Pas jaren later begon ik te begrijpen wat er eigenlijk aan de hand was.
Extravert op het eerste gezicht
Als je me ergens in mijn twintiger jaren had ontmoet, had je me waarschijnlijk best sociaal gevonden – misschien zelfs extravert. Ik bracht de meeste weekenden door onder de knipperende lampen van clubs, of lag met een groep van twee tot twintig mensen in een park. Op mijn 25e besloot ik spontaan alleen naar New York te gaan, waar ik op een Halloweenfeest in Bushwick belandde met tientallen vreemden. Op mijn 26e deed ik hetzelfde, en bracht ik mijn tijd door op verschillende dakterrassen met verschillende Tinderdates. Ik was nooit het klassieke stereotype van een eenling, wat vreemd is, want zo voelde ik me vanbinnen wel altijd.
Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief.
Het is niet dat ik het niet leuk vond om met anderen te zijn, maar het maakte me extreem gespannen. Meestal had ik alcohol nodig om me in sociale situaties te kunnen ontspannen. En als ik nuchter was, zat ik het grootste deel van het gesprek te wachten tot het sociaal geaccepteerd was om naar huis te gaan. Ik was bang om het verkeerde te zeggen, waardoor ik me in grote groepen volledig afsloot en nooit écht aanwezig was.
Druk met eigen gedachten
En toen, rond mijn 30e, een paar jaar na de pandemie, veranderde er iets. Ik zou willen dat ik precies kon aanwijzen wat. Het is niet dat ik ineens geen sociale angst meer had, maar eerder dat ik er gewoon geen energie meer voor had – het was uitputtend, en waarvoor eigenlijk? En dus ebde het langzaam weg, beetje bij beetje.
Ik begon ook met een vreemd mentaal trucje als ik onder de mensen was: ik herinnerde mezelf eraan dat iedereen vooral druk is met zijn eigen gedachten – dus wat ik zei of deed, maakte eigenlijk niet uit. Het is net een videospel. Ik dacht vaak aan de bekende uitspraak van Jemima Kirke: “I think you guys might be thinking about yourselves too much.” Wat aan de kern lag van mijn sociale angst, besefte ik, was het idee dat anderen me continu tot in detail aan het bestuderen waren – wat natuurlijk absurd is, en eigenlijk best egocentrisch. Maar zelfs áls ze dat deden: wat dan nog? Ik heb mezelf eigenlijk getraind om me er minder druk om te maken – en dat werkte.