gisele-azad-over-hoe-het-nu-gaat-na-bevolkingsonderzoek-baarmoederhalskanker-369405
©Kirsten Busman

Gisele Azad (33) is geboren in Teheran en werkt al bijna tien jaar als creatief consultant in de wereld van selfcare en humanitaire projecten. Tijdens de pandemie nam ze de beslissing haar leven compleet om te gooien en op zoek te gaan naar een plek in de natuur. Dit keer schrijft Gisele over hoe het er eindelijk goed nieuws kwam na het bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker. 

Afgelopen maand kreeg ik het verlossende woord. Na drie jaar onrustige cellen in mijn baarmoeder, met elke uitslag slechter dan de vorige, was het eindelijk weg. Het kwam veel heftiger binnen dan ik had verwacht. Alsof iemand het volume van mijn leven omlaag draaide: de ruis verdween, de druk zakte van mijn schouders en het gewicht dat ik al die tijd onbewust had meegedragen, loste op.

Gisele over bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

Ik heb talloze onderzoeken ondergaan en drie ingrepen gehad. Op een gegeven moment was ik ervan uitgegaan dat het nooit weg zou gaan, misschien zelfs alleen maar erger zou worden. Misschien had ik mezelf dat opgelegd, als bescherming. Elke keer dat de gynaecoloog belde, verwachtte ik slecht nieuws. En drie jaar lang kreeg ik ook gelijk. Tot nu.

Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief

In de weken daarna gebeurde er iets wat ik niet had zien aankomen, en ik schrok van mijn eigen reactie. Op mijn dertigste verjaardag had ik net mijn eerste koophuis gekocht, ons boshuisje in Drenthe. Rudmer en ik begonnen de samenwerking met onze architect. Ik was gelukkig en het voelde alsof ik voor het eerst in mijn leven een stevige basis voor mijn toekomst aan het bouwen was.

Tegelijkertijd deed ik mee aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Meteen bleek het goed mis. Mijn manier van omgaan met de situatie werd snel duidelijk: ik stopte al mijn tijd en aandacht in het bouwen van een thuis, en alles wat met mijn baarmoeder te maken had, schoof ik zo ver mogelijk naar de achtergrond, inclusief mijn kinderwens. Kinderen? Ik wil dat nu toch nog niet, hield ik mezelf voor (ik schreef daar eerder een column over). Dus stelde ik het uit tot mijn baarmoeder weer gezond zou zijn, niet wetende dat het drie jaar zou duren.

Al die tijd dacht ik dat ik pas over kinderen zou nadenken als ik er klaar voor was. En omdat mijn baarmoeder niet gezond was, voelde ik niet dat ik er klaar voor wás. Maar als ik heel eerlijk ben, was het achteraf gezien vooral een manier om de druk en zorgen over mijn gezondheid weg te duwen.

Nieuwe stap 

De afgelopen weken voel ik plotseling meer ruimte voor een nieuwe stap in het creëren van een thuis. Opeens vliegen er gedachten door mijn hoofd over wat ik een kind graag zou willen meegeven, over een huis dat warm en veilig voelt. Steeds vaker denk ik aan hoe leuk het zou zijn als ik een moeder mag zijn. Ik word er emotioneel van, alsof de gevoelens die ik jaren heb weggestopt nu allemaal tegelijk naar buiten willen. Ik zie voor me hoe Rudmer een kleine baby draagt terwijl we samen door het bos wandelen. Hoe gezellig het zal zijn als we ’s avonds met z’n drieën bij het vuur zitten, dat ik ons kindje de Perzische taal wil leren en hopelijk ooit samen naar Iran kan gaan. Al die gedachten overweldigen me, maar voelen tegelijk warm en liefdevol.

Wat me misschien nog wel het meest verbaast, is hoe weinig controle ik had over dit kantelpunt. Ik dacht altijd dat een kinderwens iets was waar je actief naartoe groeit, iets waar je bewust ruimte voor maakt of een moment voor kiest. Alsof je op een ochtend wakker wordt, koffie zet en denkt: nu ben ik er klaar voor. Maar bij mij werkte het precies andersom. De ruimte kwam niet doordat ik er rationeel mee bezig was, maar doordat iets anders eindelijk wegviel: angst.

Op eigen tempo

Wat ik van buitenaf vaak voel, van vrienden, familie, de maatschappij, is het idee dat er een soort tijdlijn zou zijn. Dertig worden, huis kopen, relatie op orde: dan ben je “er klaar voor”. Maar klaar zijn is geen stilstaand punt. Het is geen leeftijd, geen vinkje op een lijst. Soms kun je het pas voelen als iets wat in de weg zat opgelost is, ook al wist je niet eens dat het je blokkeerde.

Ik dacht dat ik geen haast had. Dat ik nog niet hoefde te voelen wat anderen al voelden. En dat klopt misschien ook: iedereen beweegt op een eigen tempo. Maar wat ik nu heb geleerd, is dat niet voelen óók een gevoel kan zijn. Dat uitstel soms geen keuze is, maar een beschermingsmechanisme. En dat ruimte niet ontstaat omdat je besluit dat die er moet zijn, maar omdat je lijf en hoofd elkaar op een dag weer vinden.

Ik had dit moment niet zien aankomen. Maar misschien is dat precies waarom het voelt alsof het klopt.