Tot de meest populaire mode-exportproducten van Scandinavië behoren al jaren Ganni, Marimekko, Stine Goya en favoriet van de Vogue-redactie, Totême. De laatste tijd staat de regio – mede dankzij Copenhagen Fashion Week – echter steeds meer bekend om zijn inspanningen de enorme impact van de mode-industrie op de planeet te verminderen.
Copenhagen Fashion Week: duurzaamste ter wereld
Het duurzaamheidsactieplan van Copenhagen Fashion Week (CFW), dat voor het eerst in 2020 werd onthuld, houdt in dat alle merken op het programma moeten voldoen aan achttien minimumvereisten op zes belangrijke gebieden. Dit zijn strategische richting, ontwerp, slimme materiaalkeuzes, arbeidsomstandigheden, betrokkenheid van de consument en productie van de show. Dit seizoen – herfst/winter 2023 – zijn de minimale eisen voor het eerst volledig geïmplementeerd, na een reeks testen de afgelopen twee jaar.
“Een heel belangrijke mijlpaal voor Copenhagen Fashion Week”, vertelt Cecilie Thorsmark, CEO van CFW, aan Vogue. “Twee jaar geleden voldeden niet alle merken aan de eisen. We zien dat het duurzaamheidsplan wel degelijk verandering teweegbrengt in de industrie, er is al veel vooruitgang geboekt.”
Upcycling en recycling
In de overgangsperiode tussen de aankondiging van de normen en de toepassing ervan voldeed slechts één merk, waarvan CFW de naam niet wilde noemen, niet aan de eisen. De normen worden jaarlijks aangescherpt om ervoor te zorgen dat merken voortdurend streven het beter te doen. En om rekening te houden met bredere veranderingen binnen de sector, zoals de EU-wetgeving die op stapel staat. “In de toekomst introduceren we één nieuwe norm per jaar”, legt Thorsmark uit. “Maar we zullen ook werken met de bestaande normen om ervoor te zorgen dat ze streng genoeg zijn.”

Momenteel houden de eisen in dat merken moeten aantonen dat ten minste 50 procent van hun collectie is gemaakt van gecertificeerde, geprefereerde, geüpcyclede of gerecyclede materialen. En dat zij zich inzetten voor een sustainable toeleveringsketen. Andere eisen, zoals ervoor zorgen dat merken “ontwerpen om de kwaliteit en de waarde van onze producten economisch te verhogen”, zijn echter lastiger te beoordelen.
“De documentatie die van merken wordt verlangd bestaat uit links naar strategieën, certificeringsdocumenten, gedragscodes en voorbeelden van openbare communicatie”, legt Frederik Larsen uit. Hij is medeoprichter van In Futurum, een adviesbureau dat CFW hielp bij de ontwikkeling van het duurzaamheidsplan uit. Alle inzendingen van merken worden gecontroleerd door een duurzaamheidscommissie onder leiding van adviesbureau Rambøll.
Doelstellingen
Opmerkelijk is dat het proces afhankelijk is van zelfrapportage door merken – een kritiek die ook is geuit op andere initiatieven. Zoals B-Corp certificering, waarbij de sociale en milieuprestaties van een bedrijf worden beoordeeld. Maar in plaats van wetgeving en andere specifieke richtlijnen voor de mode-industrie zet dit kader merken ongetwijfeld aan tot meer ambitie. “Een van de belangrijkste doelstellingen is het stimuleren van duurzaamheid in de industrie”, vervolgt Larsen.
“De minimumnormen zetten ons aan tot initiatieven om onze duurzame praktijken te verbeteren. Ze helpen doelen te stellen voor de gebieden waar we minder mee bezig zijn. Zo blijven we op het juiste pad en houden onze focus op wat belangrijk is”, zegt Amalie Røge Hove, oprichter en creatief directeur van A. Roge Hove. “Het heeft ook geholpen een gemeenschappelijke taal in de sector te creëren – vooral in Scandinavië – voor de doelen die we nastreven en die we samen willen bereiken.”
